Ook voor het uitbreken van de Corona-crisis had elektronisch betalen al onmiskenbaar de wind in de zeilen. De consument heeft almaar minder cash geld op zak en verwacht ook dat hij in handelszaken elektronisch kan betalen. Vanuit die vaststelling diende CD&V eind 2019 al een wetsvoorstel in dat ondernemingen wil verplichten om elektronische betalingen altijd te aanvaarden. Meer bepaald wil het voorstel verplichten dat elke onderneming op tenminste één manier elektronisch betalen aanbiedt. Initieel diende kamerlid Leen Dierick het voorstel in om de financiële veiligheid te verhogen. “Het is veiliger voor de consument en de handelaar”, vertelde ze, “met minder kans op vals geld en diefstal.” Ze wees destijds ook op de strijd tegen zwart geld en op de kosten voor het drukken, verdelen en vervoeren van cash geld.
Het voorstel kwam ook met de vaststelling dat handelaars almaar meer mogelijkheden hebben om elektronisch betalen aan te bieden. Toch kwam het CD&V bij het indienen van het voorstel op kritiek te staan. Met name de zelfstandigenorganisatie NSZ was scherp en vond het voorstel “ongehoord”. “Het elektronisch betalen moet voor de handelaar nog goedkoper worden, ongeacht de speler waarbij hij aangesloten is. Enkel zo kunnen kaartbetalingen nog verder gestimuleerd worden”, liet voorzitster Christine Mattheeuws in het najaar van 2019 optekenen. Unizo reageerde positiever, maar vond dat de overheid eerst de verschillende betaalsystemen beter op elkaar moest afstemmen.
94% van de krantenwinkels gaf aan dat ze al een vorm van elektronisch betalen aanbieden, maar twee op drie is tegen een verplichting
Intussen ziet de wereld er echter een pak anders uit. Elektronisch betalen groeide sinds de start van de Corona-pandemie uit tot de voorkeursmethode van veel consumenten en winkels. Het verplicht aanbieden van elektronisch betalen vervelt in de huidige context haast tot een gezondheidsmaatregel. Het uitbreken van de coronapandemie bracht de plannen van CD&V echter opnieuw ter sprake. Deze zomer liet de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO weten dat het wetsontwerp opnieuw op tafel ligt. De wetgever wil duidelijk geen stappen overslaan en consulteerde via de Hoge Raad ook VFP over de situatie in de krantenwinkels.
In functie van het advies aan de Hoge Raad voerde Radar een enquête uit die dagbladhandelaars bevroeg over het elektronisch betalen in hun zaak. Van de respondenten (in totaal 159) gaf 94% aan dat ze in hun krantenwinkel al een vorm van elektronisch betalen aanbieden. Een zeer grote meerderheid dus, maar het is interessant hoe de winkeliers reageerden op de nakende verplichting. Hoewel meer dan negen op de tien al automatisch aan de nieuwe regel zou voldoen, gaf twee derde van de deelnemende persverkopers te kennen dat ze tegen de verplichting zijn. Daartegenover is slechts 15% uitgesproken voorstander en maakt het nog eens 18% helemaal niets uit. De dagbladhandelaars behouden met andere woorden graag hun keuzevrijheid. Een mogelijke verklaring kan liggen in de geschiedenis van hoge kosten voor elektronisch betalen.
Vooral kleinhandelaars hekelden lange tijd de hoge kosten verbonden aan elektronische transacties. Zeker voor kleine bedragen vonden veel detaillisten elektronisch betalen geen interessante optie. De voorbije jaren deden de aanbieders inspanningen om dat te keren en dat lijkt stilaan vruchten af te werpen. Midden 2019 maakte het Prijzenobservatorium van de FOD Economie bekend dat in het merendeel van de gevallen elektronische betalingen voor de handelaar goedkoper zijn geworden dan contant geld aanvaarden. Het Prijzenobservatorium analyseerde de kosten van elektronisch betaalverkeer voor vier types profielen (lees hier het volledige rapport). Drie profielen (bakkerij, kledingwinkel en supermarkt) betalen voor een elektronische transactie 0,11 tot 0,23 euro. Dat is volgens het Prijzenobservatorium minder dan bij een contante betaling, geschat op 0,29 euro (volgens cijfers van de Betaalvereniging Nederland). Kijken we voorbij de typische handelsprofielen, dan blijkt het omgekeerde waar. Een ambachtsman betaalt per transactie volgens het Prijzenobservatorium tussen 0,66 en 1,09 euro.
Of elektronisch betalen goedkoper is dan cash betalen is niet helemaal duidelijk, maar de prijzen zijn de voorbije jaren wel duidelijk gezakt
Bij het maken van de vergelijking valt op dat het Prijzenobservatorium geen eigen (Belgische) inschatting maakte van de kostprijs van een contante betaling. Het beriep zich op een rapport dat de Betaalvereniging Nederland daarover in 2017 publiceerde en het loont de moeite om te lezen hoe de Nederlanders tot de gemiddelde kost van 0,29 euro per contante betaling komen. Ten eerste gaat het om een gemiddelde dat omhoog wordt getrokken door de ambulante handel (bijvoorbeeld huis-aan-huisverkoop). Kijken we naar het cijfer van de detailhandel, dan komen we uit op een gemiddelde kost per contante betaling van 0,24 euro. Nog altijd duurder dan de inschatting die het Prijzenobservatorium maakte voor de elektronische transacties (tussen 0,11 en 0,23 euro), maar het verschil is al een stuk kleiner. Dus is het ten tweede nuttig om even te kijken hoe de Betaalvereniging tot de kostprijs voor die contante betaling kwam. Die prijs berekende de Betaalvereniging op basis van een reeks van interne en externe kosten die elke winkelier maakt om de binnengekomen cash te verwerken. Ongeveer een derde van de gemiddelde kost van een contante betaling komt van externe kosten en die bestaan op hun beurt vooral uit bancaire kosten, zoals de kosten voor het afstorten van contant geld en de kosten voor wisselgeld. De interne kosten zorgen volgens de Betaalvereniging voor de overige twee derde van de gemiddelde kost van een contante betaling. Onder die interne kosten rekent de studie het naar de bank brengen van contant geld mee, maar ook ‘backoffice’ en ‘frontoffice’ kosten. Wat deze kosten dan weer precies inhouden, vermeldt de Betaalvereniging niet in detail, maar wie de studie leest denkt in de context van een krantenwinkel aan de tijd die je investeert in het natellen van geld (backoffice) of de langere tijd die je aan een klant besteedt omdat hij contant betaalt. De samenstelling van de kosten kan nog steekhouden, maar bij de precieze invulling ervan mogen twee vraagtekens gezet worden. De vraag is of je de invulling voor detailhandel zomaar kan veralgemenen en of krantenwinkels in het bijzonder ook echt veel back- en frontoffice kosten hebben. En zelfs als dat zo is, dan blijft de vraag of je cijfers over de kosten van contant betalen uit Nederland zomaar mag vergelijken met cijfers over de kosten van elektronische betalingen in België. Gezien het kleine verschil tussen de twee kostentotalen is een minimale afwijking tussen beide landen genoeg om de conclusie (‘contant betalen is duurder’) onderuit te halen. Die conclusie trekken we hier dus veiligheidshalve niet, maar de belangrijkste vaststelling blijft wel overeind: in alle vier de scenario’s van het Prijzenobservatorium zijn de kosten voor elektronische transacties duidelijk gedaald sinds 2015. De daling gaat van 1,8% tot 26%, afhankelijk van het profiel en de formule.
De kostendaling kwam niet ongelegen, omdat het sinds augustus 2018 bij wet verboden is om de transactiekosten bij elektronisch betalen door te rekenen aan de consument. Naast de prijsdaling deed ook de overheid een inspanning om het elektronisch betalen voor kleine vennootschappen en eenmanszaken fiscaal aantrekkelijk te maken. Aanbieders stippen vaak de voordelen op vlak van veiligheid en administratie aan, maar historisch was de aanschaffingskost van een betaalterminal voor veel winkeliers een struikelblok. De investering erin kan je uiteraard als een aftrekbare beroepskost via afschrijvingen in mindering brengen van het belastbare inkomen, maar de overheid voegde daar ook een investeringsaftrek aan toe. Die maatregel zorgt ervoor dat je eenmalig tot 60% van de aanschaffingskost van een nieuwe terminal bijkomend in mindering kan brengen van het belastbare inkomen.
Het verhogen van het limietbedrag dat contactloos kan worden betaald, is volgens ons een bijzonder goede maatregel
Danny Van Assche (Unizo)Toch is een betaalterminal geen absolute voorwaarde meer om als ondernemer anno 2020 elektronisch betalen aan te bieden. De komst van QR-codes veranderde het speelveld en binnen de beschikbare mogelijkheden kan je als winkelier je klanten ook de mogelijkheid bieden om contactloos te betalen. Wat zijn momenteel de meest gangbare systemen?
Betalen met de bankkaart
Historisch is betalen met een bankkaart aan een betaalterminal de meest ingeburgerde vorm van elektronisch betalen. Getuige daarvan ook het ruime aantal actoren. De Bancontact-brochure die de hierboven aangehaalde investeringsaftrek in detail uitlegt, vermeldt een groep van zeven leveranciers met daarbij onder andere Worldline, CCV en Keyware. Klanten vinden op hun betaalkaart de logo’s van de betaalschema’s waarmee ze kunnen betalen. Denk aan Bancontact, VISA, Mastercard of Maestro. Als dagbladhandelaar moet u de logo’s van de betaalkaarten die u aanvaardt zichtbaar aankondigen, bijvoorbeeld via een sticker op de winkeldeur.
De klant kan betalen door zijn pincode in te geven, maar sinds Covid-19 gebeurt dit ook steeds vaker contactloos door de kaart tegen de betaalterminal te houden. Om contactloos te betalen, moet uw klant beschikken over een bankkaart met een NFC-chip (Near Field Communication). Die technologie vind je bijvoorbeeld ook terug in vervoersbewijzen of autosleutels. De betaling gebeurt technisch gezien via radiogolven. De crisis zorgde ervoor dat de banken beslisten om de limiet voor contactloos betalen op te trekken van 25 euro naar 50 euro. “Het verhogen van het limietbedrag dat contactloos kan worden betaald, is volgens ons een bijzonder goede maatregel”, reageerde Unizo-voorzitter Danny Van Assche. “Zeker nu het in het belang van ieders gezondheid is om zo weinig mogelijk met cash te betalen. We hopen dat de consument hierdoor meer vertrouwd geraakt met contactloos betalen, waardoor hij ook na de Corona-crisis op deze manier blijft betalen.”
Mobiel betalen
Contactloos betalen via NFC is overigens niet enkel mogelijk via bankkaarten. Het volstaat om op een smartphone een betaalapp te installeren en die te linken aan de bankkaart. Daarna kan de gebruiker de smartphone vlak bij de terminal houden om te betalen. Eigenaars van een Android smartphone kunnen aan de slag met apps als Samsung Pay, Google Pay of Payconiq. Apple-fanaten houden het op Apple Pay. Ook de banken bieden eigen betaalapps aan, waarmee NFC-betalen kan, maar ook betalingen via QR-code kunnen verlopen. Met de betaalapp op de smartphone scant de klant de QR-code in de winkel, waarna hij op de telefoon zijn pincode intoetst om de betaling te voltooien.
Winkeliers die veel betalingen tot 50 euro ontvangen, zagen het aantal contactloze transacties dit jaar gevoelig toenemen. De grote sprong voorwaarts kwam er in maart en april met een stijging naar drie op de tien betalingen. Dat was een verdubbeling ten opzichte van februari. Met de toename van het aantal contactloze transacties steeg ook de vraag bij handelaars en gebruikers naar de veiligheid. Zeker bij verlies van een bankkaart, houdt contactloos betalen een risico in, al blijft dat beperkt. Niet enkel vanwege de limiet van 50 euro per contactloze betaling, maar ook omdat een gebruiker bij opeenvolgende contactloze betalingen maximaal 100 euro contactloos kan uitgeven. Boven die grens zal de terminal alsnog om een pincode vragen. Wie zijn bankkaart kwijtspeelt, kan op die manier nooit meer dan 100 euro verliezen. Dat is een bedrag dat een klant ook bij verlies van zijn portefeuille in cash kan kwijtspelen. Een andere vraag die winkeliers vaak krijgen, gaat over toevallige betalingen. Wat als de portefeuille van een klant per ongeluk dicht bij een betaalterminal komt. Volgens de bankenfederatie Febelfin is dat risico zo goed als onbestaande.
Dat de wetgever de optie om elektronisch te betalen nu finaal wil inbouwen, is eerder een symbolische beleidsdaad
Op de keper beschouwd hebben heel wat ingrepen de voorbije jaren de weg geplaveid voor het elektronisch betalen. De kosten voor de handelaar daalden, in het aanbod van betaalterminals ontstond een ruime keuze, de overheid dacht na over fiscale stimuli en de risico’s voor de betaler zijn beperkt. Covid-19 veranderde het gedrag van de consument definitief, maar het grote werk was voordien al gebeurd. Dat de wetgever de optie om elektronisch te betalen nu finaal wil inbouwen, is daarom eerder een symbolische beleidsdaad.