• Rookwaren

    Juridische strijd tegen verbod op tabaksreclame gaat verder

    Tekst: Wouter Temmerman Foto's: iStock
    In de zaak van BAT Belgium tegen het tabaksreclameverbod kreeg VFP als tussenkomende partij de kans om te reageren op de standpunten van de Ministerraad. Volgens VFP toont die laatste niet aan waarom het verbieden van tabaksreclame in krantenwinkels opweegt tegen het inkomensverlies dat de uitbaters lijden.

    Nadat het tabaksreclameverbod in krantenwinkels begin dit jaar van kracht werd, trok British American Tobacco naar het Grondwettelijk Hof met de vraag om het verbod te vernietigen. Omdat het verbod rechtstreeks impact heeft op haar leden, besliste VFP vervolgens om in deze zaak tussen te komen. Het doet dat om een reeks van specifieke elementen te benadrukken die voor de persverkopers belangrijk zijn. Het doel, tabaksreclame toestaan in de krantenwinkel, is dan wel gelijk aan dat van BAT Belgium, maar waar een tabaksfabrikant bijvoorbeeld ingaat op het merkenrecht, wil VFP graag de elementen benadrukken die voor haar leden van belang zijn.

    "Verbod in winkels is buiten proportie"

    Dat specifieke accenten nuttig kunnen zijn in deze zaak, blijkt al als we meer in detail kijken naar de elementen die BAT aanbrengt. De Ministerraad verdedigt de beslissing om tabaksreclame in de krantenwinkels te verbieden door te verwijzen naar algemene (onder andere Europese) regels over tabak en tabaksreclame. BAT betwist dit als grond voor de beslissing en reikt onder andere wetenschappelijke studies aan om zijn eigen standpunten te staven. VFP besliste daarop om op de standpunten van de Ministerraad en van BAT Belgium in te gaan en legde bij het Grondwettelijk Hof begin mei een wederantwoord neer. Daarin benadrukt het vooral dat de Ministerraad er niet in slaagt om uit te leggen waarom dit bijkomende verbod ‘evenredig’ is. Volgens VFP weegt de beweerde vooruitgang op vlak van volksgezondheid door deze bijkomende regel niet op tegen de economische schade die de persverkopers erdoor lijden. We diepen hieronder vijf boeiende punten uit die VFP naar voor schuift om uit te leggen waarom het bijkomende verbod buiten proportie is.

    1. Krantenwinkels trekken geen nieuwe rokers aan

    Interessant is dat VFP aanhaalt dat krantenwinkels niet zozeer nieuwe rokers aantrekken. “De uitzondering die met de bestreden wet werd opgeheven, was initieel namelijk net voorzien omdat commerciële communicatie in kranten- en tabakswinkels er volgens de wetgever “niet op [is] gericht nieuwe mogelijke rokers aan te trekken, maar wel actieve rokers nuttige informatie over nieuwe merken aan te bieden.”, schrijft VFP. Het wijst erop dat noch in de parlementaire voorbereidingen, noch in de toelichting van de Ministerraad een argument te vinden is dat uitlegt waarom krantenwinkels nu plots wel verantwoordelijk zijn voor bijkomende rokers. “Integendeel, uit de cijfers die tijdens de voorbereidende werken bij de bestreden wet werden aangehaald, en die worden vermeld in de memorie van de Ministerraad, blijkt net dat het aantal Belgen dat rookt de afgelopen jaren een duidelijke dalende trend vertoont. Uit deze cijfers blijkt dan ook geen dringende noodzaak om het reclameverbod op tabaksproducten aan te scherpen”, aldus VFP.

    2. Geen verkoopverbod in supermarkten

    Een tweede interessante passage in het antwoord van VFP gaat over de exclusieve verkoop van rookwaren. De Ministerraad verwijst naar het tabaksreclameverbod in krantenwinkels in de ons omliggende landen. Frankrijk is een voorbeeld daarvan, maar net met dat voorbeeld in de hand draagt VFP het element van de exclusieve verkoop aan. “Het is inderdaad zo dat het in Frankrijk verboden is reclame te maken voor tabak aan en in verkooppunten”, zegt VFP. “Echter, om de proportionaliteit van dit verbod correct te kunnen evalueren - laat staan om hieruit de proportionaliteit van de bestreden wet af te leiden - dient men er ook rekening mee te houden dat Frankrijk eveneens een systeem kent van exclusieve verkooppunten van tabakswaren. Zo is bijvoorbeeld ook de verkoop van tabak in supermarkten er verboden. Indien de bestreden wet gepaard was gegaan met het invoeren van een gelijkaardige exclusiviteit in België (hetgeen op een bepaald ogenblik op tafel heeft gelegen bij de bespreking van de bestreden wet maar uiteindelijk niet is doorgevoerd), was de analyse van de proportionaliteit van de bestreden wet en met name de economische impact ervan voor persverkopers, uiteraard ook volledig anders geweest.”

    3. Inconsistenties in de nieuwe wet

    Verder onderstreept VFP dat de argumenten van de Ministerraad enkele belangrijke inconsistenties vertonen. Centraal daarin staan de zogenaamde ‘diversifiëringsproducten’, een omschrijving voor producten die hun bestaan aan rookwaren te danken hebben. Denk bijvoorbeeld aan een aansteker of een asbak. VFP wijst erop dat de uitzondering op het reclameverbod voor diversifiëringsproducten voor winkels die dit soort producten verkopen overeind bleef, terwijl de uitzondering voor persverkopers verdween. “Krantenwinkels worden op die manier op dezelfde voet geplaatst als de handelszaken wiens rentabiliteit niet afhangt van een uitzondering op het tabaksreclameverbod, terwijl dit een duidelijk verschillende categorie van ondernemingen betreft.”

    4. Onduidelijk wat 'soortgelijke producten' zijn

    Het brengt ons naadloos bij een ander belangrijk begrip, meer bepaald de ‘soortgelijke producten’. Met de nieuwe wet wordt immers ook het verbod op het voeren van reclame voor deze producten uitgebreid naar krantenwinkels. VFP wijst erop dat de Ministerraad er nergens in slaagt om helder uit te leggen wat onder deze vlag valt. “Het ene moment verwijst de Ministerraad in zijn memorie immers naar ‘alternatieve producten’ in het algemeen”, merkt VFP op. “Op andere momenten gaat het dan weer over ‘elektronische sigaretten en andere tabaksproducten’ of nog over ‘aanverwante tabaksproducten’. Op die manier is het natuurlijk onmogelijk voor de krantenwinkels om in te schatten hoe ver het tabaksreclameverbod precies reikt. Nochtans is het noodzakelijk om, gelet op het verschillende risicoprofiel, een duidelijk onderscheid te voorzien tussen, enerzijds, de traditionele tabaksproducten en, anderzijds, de nieuwsoortige tabaksproducten en tabaksvrije producten.”

    5. Geen bewijs dat 'soortgelijke producten' aanzetten tot roken

    Tot slot gaat VFP ook in op de stelling dat bijvoorbeeld ook e-sigaretten onder de nieuwe wet vallen omdat ze “vaak een aanzet tot rookgedrag kunnen vormen”. Volgens VFP ontbreekt het bewijs ter ondersteuning van deze bewering en staat ze “in schril contrast met de diverse rapporten, studies en ander bewijs die verzoekende partij (BAT Belgium, nvdr) aandraagt en waaruit blijkt dat deze alternatieve producten hun plaats hebben binnen een schadebeperkend tabaksbeleid.”

    Hoe de Ministerraad denkt over de standpunten van VFP weten we in juni. We houden u op de hoogte via de kanalen van Radar.

    Deel dit artikel